Vandaag een blog welke ik leen uit het boek "het geluk van de sprinkhaan"
Lees, geniet en bedenk wat er voor jou uit te halen is! Anneke en ik hebben er van genoten toen wij het lazen. Anneke dat er best een les uit te leren was, dus heb ik het nogmaals gelezen en bedacht dat het inderdaad zo is.
De kraai bleef in de deuropening van de winkel van de sprinkhaan staan, gluurde om zich heen en zei: ‘Verkoop je ook achterdocht?’ Maar voor de sprinkhaan had kunnen antwoorden ging hij verder: ‘Nee natuurlijk. In elk geval niet aan mij. “Nee, kraai, het spijt me, dat heb ik toevallig niet in voorraad. Als je morgen terugkomt...” en als ik morgen terugkom verkoop je mij achterdocht, netjes ingepakt, maar als ik het uitpak is het geen achterdocht, maar zijn het een paar simpele genoegens en ga ik tevreden je winkel uit, loop dansend weg, terwijl ik om achterdocht vroeg, hoor je mij, achterdocht! nee, je hoort mij natuurlijk niet, je hebt toevallig je verkeerde oren aan, je dacht vanochtend: vandaag zou de kraai wel eens kunnen komen, laat ik mijn verkeerde oren maar aandoen... je hebt al de achterdocht uit je winkel vlug achter je huis verbrand, ik rook het wel...’ Hij sprong op en neer, sloeg met zijn vleugels tegen de deur en kraste luid: ‘Ik rook achterdocht. De walm van achterdocht. Ik wist het wel.’ Hij draaide zich om en wilde weglopen, maar hij zei nog wel, over zijn schouder heen: ‘Ik wist het al toen ik hierheen vloog. “Nee, dat verkoop ik niet, kraai... achterdocht koester ik liever zelf, kraai, jegens jou... ik vertrouw jou voor geen korreltje zand, voor geen zuchtje wind...” zijn open hand naar buiten waaien en zich rondom de winkel verspreiden. Vogels daar in de buurt begonnen te fluiten en dieren die daar juist wandelden of in het gras lagen te dommelen begonnen vrolijk te piepen of te knorren of elkaar op de schouders te slaan. En zelfs de kraai moest glimlachen en kraste zachtjes: ‘Ach ja, wat maakt het allemaal ook uit...’ Hij zag de sprinkhaan in de deuropening staan en riep: ‘Dag sprinkhaan, ouwe middenstander! Morgen kom ik een wit pak bij je kopen. Een avondkostuum. Heb je dat?’ ‘Ja,’ zei de sprinkhaan en hij zag achter de kraai de zon boven de bomen uit klimmen, wreef zich in zijn handen en dacht: het wordt een mooie dag.
En wordt het morgen een mooie dag?